Over mij

Mijn foto
Hier vindt u mijn lesvoorbereidingsformulieren en foto's. Deze zijn voor mijn kunstdossier bedoeld. Zo laat ik zien dat ik met de vakken drama, muziek en beeldende vorming bezig geweest ben tijdens mijn stage.

Drama

In het begin van mijn stage in groep 6/7 heb ik gebruik gemaakt van een 'ice-breaker'. Ik kon mij zo op een originele manier voorstellen. Een andere functie van een ijsbreker is dat de leerlingen elkaar beter leren kennen. Zie ook het artikel van Lia Bijkerk, dat gepubliceerd is in: Spel werkt, daarom spelen we samen, 2000. (hieronder bijgevoegd)
IJsbrekers

Lia Bijkerk
gepubliceerd in: Spel werkt, daarom spelen we samen, 2000

Dagelijks zijn leerkrachten bezig om hun leerlingen kennis en vaardigheden bij te brengen, proberen leid(st)ers in de buitenschoolse opvang proberen de kinderen in de groepen samen te laten werken, zijn pedagogen zoeken naar manieren om problemen in een groep op te lossen en proberen kinderwerkers de kinderen te betrekken bij de besluitvorming. Al deze mensen hebben gemeen, dat ze altijd met groepen te maken hebben. Ze moeten een groep zien te winnen, te overtuigen of tot handelen weten te brengen.
In dit artikel wordt een aantal werkvormen beschreven die een groep activeren om tot handelen te komen, waarbij speciale aandacht wordt gegeven aan de zogenaamde ijsbrekers. IJsbrekers kunnen worden omschreven als initiërende activiteiten die voor verschillende doelen en op verschillende momenten in een les te gebruiken zijn.

Het is inmiddels een algemeen aanvaard principe dat leerlingen[1] meer leren als ze een actieve rol in hun eigen leerproces hebben. Bovendien zorgt een actieve manier van leren voor meer sfeer in de groep en afwisseling in de les. Dit is niet alleen leuk voor de leerlingen, maar ook voor de leerkracht 1.
Om de actieve rol van de leerlingen te bevorderen is het wenselijk dat de leerkracht regelmatig wisselt van werkvormen. Een werkvorm wordt hierbij gedefinieerd als: “een effectieve weg die leerkracht en leerlingen samen bewandelen om gewenste doelen te bereiken”.


Activerende werkvormen
Activerende werkvormen zijn er specifiek op gericht om de leerlingen een actievere rol te laten vervullen in hun eigen leerproces. Activeren werkvormen kunnen op verschillende manieren en voor verschillende doeleinden worden gebruikt:
·        Ten eerste kunnen ze leerlingen helpen met leren. De leerlingen doen opdrachten waarin ze handelend moeten optreden en actief gebruik maken van de in de les aangeboden kennis.
·        Ten tweede kunnen activerende werkvormen gebruikt worden om leerlingen te laten reflecteren op hun handelingen en ervaringen.
·        De derde mogelijkheid is dat met behulp van activerende werkvormen leerlingen hun eigen ervaring inbrengen en opdrachten formuleren naar hun eigen situatie. Het leren gaat verder dan de muren van het schoolgebouw.
·        De vierde mogelijkheid is dat leerlingen leren leren door gebruik te maken van activerende werkvormen.
·        Tenslotte kunnen leerlingen een positieve attitude ontwikkelen ten opzichte van een onderwerp. Om een positieve houding te ontwikkelen moet de werkvorm aan een aantal voorwaarden voldoen: de leerlingen moeten zich veilig voelen, het onderwerp moet ze aanspreken en ze moeten succeservaringen kunnen opdoen.

Binnen de activerende werkvormen zijn twee aparte groepen te onderscheiden: de didactische spelvormen en de ijsbrekers.

Didactische spelvormen
Didactische spelvormen zijn opdrachten in spelvorm die door een leerkracht worden aangeboden om de kennis of vaardigheden van de cursisten te verbeteren.

IJsbrekers
IJsbrekers kunnen worden omschreven als initiërende activiteiten. Ze zijn voor verschillende doelen en op verschillende momenten in een les te gebruiken. De meeste ijsbrekers zijn activerend, maar sommigen zetten de leerlingen niet direct aan het werk. Hierbij kan bijvoorbeeld  worden gedacht aan de leerkracht die zijn les begint met een goede grap, een verhaal of een goocheltruc. IJsbrekers kunnen ook in spelvorm gegoten zijn.
Net zoals bij de activerende werkvormen in het algemeen en spelvormen in het bijzonder, is het doen van een ijsbreker geen doel op zich, maar een middel om een doel te bereiken. De ongedwongen sfeer die door het toepassen van een ijsbreker ontstaat, helpt de leerlingen inzichten te verwerven en creatief mee te denken. Als een ijsbreker echter wordt verheven tot doel, zal het zijn kracht snel verliezen of worden er soms tegengestelde effecten bereikt. Als deelnemers een ijsbreker spelen alleen voor de gezelligheid, kan de leerkracht commentaar verwachten. De leerlingen kunnen dan zelf wel dingen bedenken die ze veel gezelliger vinden.

De drie functies die ijsbrekers kunnen vervullen zijn: het ijs breken (‘ice-breaker’), de ogen openen (‘eye-opener’) en de groep activeren (‘energizer’).

-                 ‘ice-breaker’
·        Door middel van een ijsbreker kan de leerkracht zich op een originele manier voorstellen
·        Daarnaast hebben ijsbrekers een functie om leerlingen met elkaar te laten kennismaken
De ijsbrekers die als doel hebben ‘kennismaken’ zijn ook weer in groepen in te delen:
1.       namen leren kennen
2.       oppervlakkige kennismaking met veel andere leerlingen
3.       nadere kennismaking met enkele leerlingen
4.       toetsen of je de anderen echt kent
De eerste twee groepen zijn vooral geschikt als alle leerlingen in de groep nieuw zijn bijvoorbeeld aan het begin van een schooljaar. De laatste twee groepen zijn vooral erg belangrijk als een deel van de groep elkaar al kent en er bijvoorbeeld nieuwe leerlingen bijkomen of bijvoorbeeld als er een nieuwe leerkracht komt.

·        Tenslotte kunnen ijsbrekers gebruikt om groepen in te delen. Dit is belangrijk als de groep in kleinere groepen gesplitst moet worden, bijvoorbeeld omdat er twee-, drie-, vier- of vijf-tallen gemaakt moeten worden, voor een opdracht of een spel.
Naast de snelle, traditionele vormen als: zelf groepen maken, afnummeren of indelen op alfabet is het vaak leuk en verrassend om de groepsvorming op een speelse manier te organiseren.
Uit de vele ijsbrekers die tot doel hebben om groepen te maken, noemen we er een paar: gebruik maken van speelkaarten, rebussen, kwartetkaartjes, puzzels of touwtjes.


2.       ‘eye-opener’.
·        IJsbrekers kunnen op een indirecte manier een nieuw thema introduceren. Bij de nabespreking wordt het de leerlingen pas duidelijk waarom de oefening werd gedaan. De kracht van de ijsbrekers staat en valt met de nabespreking van de ijsbreker.

“Het soort humor waar ik van hou is iets dat me vijf seconden laat lachen en tien minuten laat nadenken”(William Davis)


3.       ‘energizer’
 ·       Een derde functie van ijsbrekers is het oppeppen van een groep bijvoorbeeld aan het eind van een dag of na de lunch. Soms is het leuk en noodzakelijk om van het geplande lesprogramma af te wijken en even iets anders tussen door te doen. De ijsbrekers in de functie van ‘energizer’ hebben vaak een fysiek element, de leerlingen komen letterlijk in beweging. Dit fysieke element kan liggen op het vlak van de ontspanningsoefeningen (rekken en strekken). De leerlingen kunnen ook een samenwerkingsvorm doen of een spel met een wedstrijdelement.
         Bij deze ijsbrekers is de nabespreking niet zo belangrijk. Het doel is immers: het doorbreken van de impasse. Als de ijsbreker zijn doel heeft bereikt kan de leerkracht na de ijsbreker verder gaan met zijn geplande les.


Het kiezen van een ijsbreker
Wanneer je eenmaal enthousiast bent over het gebruiken van ijsbrekers kan het gebeuren dat je, zodra het enigszins mogelijk is, je een ijsbreker wilt inzetten. Om je enthousiasme productief te laten zijn, is het belangrijk steeds goed te kijken naar het doel en de situatie voordat je tot een keuze van de ijsbreker komt. Om het resultaat zo optimaal mogelijk te krijgen kan je de volgende stappen doorlopen:

stap 1:         Wat wil ik bereiken?
Om een geschikte ijsbreker te selecteren is het belangrijk om eerst het doel vast te stellen dat je met de ijsbreker wilt bereiken.



stap 2:         Hoeveel leerlingen moeten de ijsbreker gaan doen?
Sommige ijsbrekers zijn prima geschikt voor kleinere groepen, andere weer meer geschikt voor een groter aantal leerlingen. Soms is het  verstandig om de groep in kleinere groepen op te delen, terwijl het in andere gevallen beter is om de regels aan te passen of een variant te bedenken.

stap 3:         Op welk moment van de dag ga ik de ijsbreker inzetten?
Je kan hierbij denken aan: het begin van een dag, als afwisseling van een periode geconcentreerd werken, na een lunchpauze of aan het eind van een dag.

stap 4:         Welk gedrag verwacht ik van de leerlingen?
Verwacht je dat leerlingen positief of negatief reageren op de ijsbreker. Denk je dat je weerstand moet overwinnen of zullen de leerlingen meteen enthousiast meedoen? Zijn leerlingen gewend om tijdens een nabespreking hun mening te geven of hebben ze weinig initiatief?

stap 5:         Welk energieniveau verwacht ik?
Na de lunch is het energieniveau van leerlingen meestal laag. Het is dan niet verstandig om te ijsbrekers te kiezen waarbij leerlingen veel moeten denken bijvoorbeeld een breinbreker.
Het is beter om een actievere vorm te kiezen waarbij de leerlingen in beweging zijn.

stap 6:         Hoeveel tijd kan ik uittrekken voor de ijsbreker?
Soms is de tijd beperkt omdat je vastzit aan het lesrooster. In andere gevallen kan het verstandig zijn om de tijd die de ijsbreker kost te beperken, omdat de doelen die je wilt bereiken minder belangrijk zijn.

stap 7:         Welke ijsbreker komt in aanmerking?
Aan de hand van de stappen 1 - 6 moet je gaan kiezen welke ijsbreker geschikt is. Hiervoor kan je gebruik maken van literatuur of collega’s. Er zijn verschillende boeken in de handel met een opsomming van voorbeelden (zie literatuurlijst). De kunst is de ijsbreker zo te ‘kneden’ dat aan de eisen die gesteld zijn in de stappen 1 - 6 wordt voldaan.


De voorbereiding
Nadat je de ijsbreker hebt gekozen is het van belang dat de materialen die je nodig hebt voor deze ijsbreker in orde zijn. Als je zelf materialen moet maken is het belangrijk om hier voldoende tijd en aandacht aan te besteden, bijvoorbeeld: gebruik gekleurd papier, plaatjes, een mooie lay-out en let op taal- en typefouten.
Mooie, verzorgde materialen hebben ook op de leerlingen een positieve invloed. Als leerlingen zien dat je tijd en aandacht in de voorbereiding hebt gestoken zijn ze sneller bereid om met de ijsbreker mee te doen.


Tips voor het effectief gebruik van ijsbrekers van Lia Bijkerk
De vragen aangegeven in een grijs kadertje, zijn aangegeven door dramadocenten van de Marnix. Deze vraagtekens lees je als: “Hoe kan ik deze tip plaatsen in de opleidingsdidactiek op de Marnix?” “Hoe kijk ik zelf tegen de tips aan? Hoe kan ik deze tips wel of niet aan laten sluiten bij wat ik heb bestudeerd en ervaren?” “Uiteindelijk dien je zelf te bepalen wat voor jou werkt. Je werkt aan jouw visie op onderwijs!”
Na semester 1 kun je de vragen in de lijst van tip 2, 3, 6, 7, beantwoorden en onderbouwen.

Na semester 2 kun je dat voor tip 4, 5, 8 en natuurlijk kun je de onderbouwde visie op tip 2, 3, 6 en 7 nu bijstellen en verdiepen.

1.       Bepaal het doel van de oefening
Veel leerlingen associëren speelse vormen als ijsbrekers met winnen of verliezen. Het is belangrijk om aan te geven welk doel je met de ijsbreker wilt bereiken. In het geval dat de ijsbreker gebruikt wordt als ‘eye-opener’ kan het doel meestal pas achteraf  (?) duidelijk worden gemaakt, omdat anders het verrassingseffect van de ijsbreker verloren gaat.

2.       Kies een activiteit die bij de groep past
Sommige activiteiten kunnen voor bepaalde groepen te eenvoudig of te moeilijk zijn. Soms kan je door de regels te veranderen, een activiteit aanpassen (?)aan de groep. In andere gevallen zal je kiezen voor  een andere activiteit.

3.       Gebruik die ijsbrekers waarbij je je als leerkracht lekker voelt
Straal zelf energie uit: activeren lukt alleen als je zelf actief bent. Leerlingen voelen haarscherp aan of je enthousiast (?) bent over de ijsbreker of deze alleen speelt omdat collega’s er een goede ervaring mee hebben.

4.       IJsbrekers mogen geen disproportioneel deel van de les uitmaken
De verhouding tussen de tijd die een ijsbreker kost en het resultaat dat met de ijsbreker gehaald kan worden, moet goed (?) zijn.

5.       Dwing leerlingen niet tot deelname
Het is mogelijk dat leerlingen zich ongemakkelijk voelen bij lichamelijke contacten of in een gemengde groep. Probeer de leerling in z’n waarde te laten en hem zo veel mogelijk te betrekken bij de oefening bijvoorbeeld door hem aan te stellen als scheidsrechter. Het is meestal (?) niet wenselijk om uit te vinden waarom een leerling niet (meer) met de ijsbreker mee wilt meedoen. Als het niet deelnemen het resultaat van de ijsbreker beïnvloedt, zou je ervoor kunnen kiezen om tijdens een persoonlijk gesprek de reden van de weigering te achterhalen.

6.       Leg tijdens de nabespreking het accent op de doelen die je wilt bereiken
Als het doel van de leerkracht het verwerven van kennis of inzicht is, is het belangrijk dat de leerkracht in nabespreking (?)deze elementen toelicht. Als het niet gaat om de inhoud maar vooral om de samenwerking, moet de leerkracht de oefening heel anders nabespreken.

7.       Dring er niet op aan dat deelnemers persoonlijke informatie leveren tijdens de nabespreking
Reflectie (?) op het eigen functioneren is voor leerlingen erg lastig. Niet elke leerling kan en wil in een groep vertellen (?) wat hem bezighoud of wat hem verdriet heeft gedaan. Bijvoorbeeld het onderwerp ‘pesten’ kan door middel van een ijsbreker worden geïntroduceerd. Tijdens de nabespreking zullen de leerlingen die pesten of gepest worden, dit niet graag in de groep vertellen.


8.       Waak voor een overdosis aan ijsbrekers
Als je enthousiast geworden bent over het gebruik van ijsbrekers, word je mogelijk in de verleiding gebracht om meerdere ijsbrekers achter elkaar te doen of zeer regelmatig een ijsbreker in te zetten.
Het advies is om met één ijsbreker te beginnen die niet zo complex is en waarbij je weinig weerstand uit de groep verwacht. Zoals bij elke overdosis geldt, zal ook het effect van een ijsbreker teniet worden gedaan als deze te vaak (?) wordt ingezet.




Tenslotte
Succes is iets wat groeit met de ervaring die je hebt. Ervaring kan je optimaal benutten door goed terug te blikken op de activiteit. Mogelijke feedback vragen hierbij zijn:
·        Is het doel met de ijsbreker bereikt?
·        Paste de ijsbreker in het totale (les)programma?
·        Paste de ijsbreker bij de groepsgrootte?
·        Paste de ijsbreker in de beschikbare tijd?
·        Heb ik de ijsbreker goed uitgelegd, zodat het meteen duidelijk was wat er van de leerlingen verlangd werd?
·        Welk gedrag vertoonden de leerlingen en klopte dit met mijn verwachtingen?
·        Stond ik actief en positief voor de groep?
·        Hoe ben ik omgegaan met vragen over de ijsbreker?
·        Hoe ben ik omgegaan met weerstand?
·        Kan ik de ijsbreker in een soortelijke situatie met andere leerlingen opnieuw gebruiken?

Het is gebleken dat de grootte van het succes van een ijsbreker gelijk is aan het product van:
1.       de relevantie van de ijsbreker
-                 de kwaliteit van de materialen
-                 de kwaliteit van de leerkracht en
-                 de kwaliteit van de evaluatie.
De relevantie van de ijsbreker is hierbij gekoppeld aan het bereiken van de beoogde leerdoelen. 
Naast het behalen van doelen is ook de motivatie, de concentratie en het plezier van de leerlingen tijdens de uitvoering van een ijsbreker van belang.

Bronnen: Hoe kun je deze koppelen aan dramadoelen? Welke theorie hoort erbij? (week 3 en 6)
·        Clegg, B. en P. Birch (1998) Instant Teamwork. Motivate and energize your team now! Kogan Page, London.
·        Energize, groepsactiviteiten voor groot en klein (1994). Quest, Europa.


·        75 Icebreakers (1993). TFC Audiovisuele media.
·        Hoogeveen, P. en J. Winkels (1992). Het didactisch werkvormenboek. Dekker & van de Vegt, Assen.
·        Jong, J.A.. (1995) Activerende didactiek: een theoretische oriëntatie. In: Kessels, J.W.M. en C.A. Smit. Activerende werkvormen voor groepen. Opleiders in Organisaties Capita selecta 22. Kluwers Bedrijfswetenschappen, Deventer.
·        Maat, A. (1993). Het geheim van de de smid. Creatieve beginstrategieën. Uitgeverij Pharps, Deventer.
·        Maat, A. (1997). Kapstokken. Nieuwe geheimen van de de smid. Uitgeverij Pharps, Deventer.
·        Papas-Talen, A. en S. Dirkse-Hulscher (1999) Kennisactiverende werkvormen. Elsevier bedrijfsinformatie bv, ‘s Gravenhage.

http://www.onderwijsmaakjesamen.nl/ (selecteer:degekke5minuten)



[1] Om de leesbaarheid van dit artikel te bevorderen wordt in de rest van de tekst gesproken over ‘leerkracht en leerlingen’. Uiteraard kan daarvoor ook ‘leid(st)er en kinderen’ worden gelezen.

Hieronder vindt u mijn lesvoorbereidingsformulier.

Lesvoorbereiding

Naam
Sarah Pepping
Groep
1i
Stagebegeleider/
coach
Koen Luijs
Stageschool
Het Mozaïk
Groep
6-7
Mentor
Wendy van Nes
Activiteit
Drama: kring-/namenspel (kennismaking)
Datum
29-09-2011

Leerpunten student
1.    Orde/overzicht
2.    Betrokkenheid
3.    Leiden

Verantwoording (waarom ga je dit doen)
Beginsituatie
Beschrijf wat de leerlingen al weten, of ze er wel eens mee te maken hebben, welke leerlingen problemen hebben met dit onderwerp of met de werkvorm, …
Niemand weet wie ik ben, ze weten ook nog niet dat ik bij hen stage kom lopen! Leerlingen kunnen het spannend vinden dat er een stagiaire in de klas mee loopt.
Een activiteit vinden kinderen vaak wel leuk, de aandacht erbij houden wordt moeilijker.
Doelstellingen
Wat moeten de leerlingen aan het einde van de les geleerd hebben?
Formuleer doelen die concreet, meetbaar, zichtbaar, haalbaar zijn.
-       Ze kennen mijn naam.
-       Ze weten hoe oud ik ben.
-       Ze weten dat ik hun stagiaire ben de komende stageperiode.

Evaluatie
Benoem van elk doel hoe en wanneer je vaststelt of dit is behaald.
Als er weinig vragen zijn aan het eind van de les dan stel ik vast dat ze genoeg over mij weten en mijn functie binnen de klas.

Werkwijze en middelen (waarmee ga je dit doen)
Didactische Werkvormen
Wat doe jij?
Hoe wordt de leertijd gebruikt:
leerkrachtgestuurd F leerlinggestuurd
                      X
-       Mezelf voorstellen.
-       Het kringspel duidelijk uitleggen.
-       Overzicht houden tijdens het spel.
-       De leerlingen doen actief mee.
-       Ze luisteren naar wat ik vertel.

  • Een kring (de stoelen)


  • Hetzelfde als ik, de kring (stoelen)
Leeractiviteiten
Wat doen de leerlingen?
Instructie-middelen
Welke middelen gebruik jij?
Leermiddelen
Welke middelen gebruiken de leerlingen?

Organisatie (Aan welke praktische zaken moet je denken bij de uitvoering; maak eventueel een schets van de ruimte)
Vooraf
Wat moet klaarliggen? Waar kunnen leerlingen spullen zelf pakken?
  • Stoelen moeten in een kring staan.


  • Het kan zijn dat niet iedereen het leuk vind, ik kan een onderwerp aanbrengen zodat de kinderen het spannender vinden.
  • De kinderen mogen voor zichzelf bepalen waar zij van houden, eigen invulling.

  • De kinderen mogen de stoelen weer op hun plek terugzetten en daarna plaatsnemen op hun eigen stoel achter hun tafeltje.

  • Ze mogen nog wat vragen stellen aan mij om het af te sluiten, daarna aan het werk.
Tijdens
Moet de organisatie aangepast worden? Waar leggen de leerlingen hun product?
Na afloop
Bereid een rustige lesovergang voor. Wie ruimt wat op? Waar en hoe moeten leerlingen gaan zitten?


Lesopbouw
(wat ga je precies doen)

Keuze lesmodel

Didactische Analyse

Activerende Directe Instructie

Ander model, namelijk:


benoem hieronder in de eerste kolom
de fasen die horen bij het gekozen lesmodel
Aanvullende vakdidactische eisen
·          
DA
ADI
1 Inleiding

2 Kern

3 Afsluiting
1 Terugblik
2 Oriëntatie
3 Uitleg
4 Begeleide oefening
5 Zelfstandige verwerking
6 Evaluatie

continu: REFLECTIE

lesfase
tijd
activiteit
1.



2.




3.
2 min.


20 min.




3 min.
·         Mezelf aan de klas voorstellen en het spel “Ik ben Sarah en ik hou van…” introduceren.

·         Ik ga het spel starten, leiden en ik doe zelf mee.

·         Misschien het spel met onderwerpen spelen, alleen fruit waar je van houdt, of bijvoorbeeld alleen de sporten die je leuk vindt.


·         Afsluiting en de kinderen vragen laten stellen over het spel of over mij.

Begeleidingsformulier Kennismaking
  • Tijdens het Sinterklaasfeest op school heb ik met andere studenten, die daar ook stage liepen, een poppenspel gedaan. Dit was heel erg leuk om te doen. Ik heb vooral geleerd dat er veel organisatie bij hoort. Als dit niet op orde is, dan zal er veel mis gaan. Wij hadden in het begin nog wel wat problemen met het organiseren, aangezien niet iedereen op tijd reageerden. We spraken af iedere week een mail te sturen. Daar hield niet iedereen zich aan. Daardoor moest er aan het eind veel gepland worden om alles toch voor elkaar te krijgen. Met een andere studente die wel actief was op de mail, had ik al veel doorgesproken. Dit scheelde wel, want we wisten nu vast wat we in ieder geval nodig hadden. Uiteindelijk is het helemaal goed gekomen en kwamen we niets te kort. De kinderen deden leuk mee tijdens het poppenspel en zij waren enthousiast.
  • Voor de paasviering heb ik mij ook met drama bezig gehouden. Ik ging samen met de leerlingen een `toneelstukje` voorbereiden. Daarbij moesten zij zich inleven in een rupsje. Zij beelden een rups uit die in zijn eitje zat. Toen hij uit het eitje kwam en had gegeten, ging hij in de cocon. Daarna kwam er een prachtige vlinder uit. Klik op de link om het filmpje te bekijken.

Lesvoorbereiding

Naam
Sarah Pepping
Groep
1i
Stagebegeleider/
coach
Koen Luijs
Stageschool
Het Mozaïek
Groep
1/2
Mentor
Fia Vermeeren
Activiteit
Drama vertelpantomime
Datum
29-03-2012

Leerpunten student
Stem en expressie
Overzicht van de kinderen
Leslengte

Verantwoording (waarom ga je dit doen)
Beginsituatie
Beschrijf wat de leerlingen al weten, of ze er wel eens mee te maken hebben, welke leerlingen problemen hebben met dit onderwerp of met de werkvorm, …
Betekenis is duidelijk: Het grote teddyberenfeest. Ik neem een Teddybeer mee en doe alsof dat Teddy is uit het verhaal.
Vorm: vertelpantomime. Ik gebruik de gymzaal voor de ruimte. We moeten ook door een bos, een bos is groot. De gymzaal is ook groot en dat kan helpen bij het verbeelden.
Doelstellingen
Wat moeten de leerlingen aan het einde van de les geleerd hebben?
Formuleer doelen die concreet, meetbaar, zichtbaar, haalbaar zijn.
Vaardigheden: De leerlingen kunnen een verhaal uitbeelden. Dit doen zij door verschillende fasen uit het boek uit te beelden.

Evaluatie
Benoem van elk doel hoe en wanneer je vaststelt of dit is behaald.
In de warming up kan ik al zien welke leerlingen zich goed in kunnen leven om het verhaal uit te beelden, maar ook welke kinderen daar nog moeite mee hebben. De kinderen die moeite hebben probeer ik te stimuleren. In de kern van de les kan ik zien of zij zich dan beter kunnen inleven en het verhaal dus durven uit te beelden.

Werkwijze en middelen (waarmee ga je dit doen)
Didactische Werkvormen
Wat doe jij?
Hoe wordt de leertijd gebruikt:
leerkrachtgestuurd F leerlinggestuurd
                X
Ik leid de groep kinderen en leg de opdrachten uit.


De leerlingen proberen situaties van het verhaal uit te beelden.


Ik gebruik de teddybeer en het boekje.


Zij gebruiken hun inlevingsvermogen en lichaam om verschillende situaties uit te beelden.
Leeractiviteiten
Wat doen de leerlingen?
Instructie-middelen
Welke middelen gebruik jij?
Leermiddelen
Welke middelen gebruiken de leerlingen?

Organisatie (Aan welke praktische zaken moet je denken bij de uitvoering; maak eventueel een schets van de ruimte)
Vooraf
Wat moet klaarliggen? Waar kunnen leerlingen spullen zelf pakken?
  • De teddybeer;
  • Het boekje.
De leerlingen trekken hun schoenen uit.

De kinderen kunnen met ideeën komen en daarop kan ik inspelen. Het kan dus wat langer duren, het kan ook zijn dat ik wat moet laten.

De picknick is afgelopen. We gaan naar de klas om de schoenen weer aan te doen. Daar gaan we nog even napraten over de picknick en de reis er naar toe (evaluatie). Daarna neemt mijn mentor het over om de volgende les te introduceren.
Tijdens
Moet de organisatie aangepast worden? Waar leggen de leerlingen hun product?
Na afloop
Bereid een rustige lesovergang voor. Wie ruimt wat op? Waar en hoe moeten leerlingen gaan zitten?


Lesopbouw
(wat ga je precies doen)

Keuze lesmodel

Didactische Analyse
X
Activerende Directe Instructie

Ander model, namelijk:


benoem hieronder in de eerste kolom
de fasen die horen bij het gekozen lesmodel
Aanvullende vakdidactische eisen

BVV-model:
Betekenis: Het grote teddyberenfeest. Ik neem een Teddybeer mee en doe alsof dat Teddy is uit het verhaal.
Vorm: Vertelpantomime. Ik gebruik de gymzaal zodat er genoeg ruimte is om een wandeling te maken en de uitbeeldoefeningen uit te voeren. We moeten door een bos en een bos is groot. De gymzaal is ook groot, dat kan helpen bij het verbeelden.
Vaardigheden: De leerlingen kunnen een verhaal uitbeelden, dit doen zij door verschillende fasen uit het boek uit te beelden.


Indeling dramales:


Wup 1: Wat nemen we mee?
Wup 2: -
Kern: dramavorm oefenen en spelen
Afsluiting: terug naar huis en slapen.
Evaluatie: lesdoelen terug laten komen…
DA
ADI
1 Inleiding

2 Kern

3 Afsluiting
1 Terugblik
2 Oriëntatie
3 Uitleg
4 Begeleide oefening
5 Zelfstandige verwerking
6 Evaluatie

continu: REFLECTIE

lesfase
tijd
activiteit

5 min.

5 min.


20 min.










5 min.


5 min.
Voorlezen: Het grote teddyberenfeest.


Wup 1:
We gaan in een kring staan. Wat nemen we mee op reis naar het grote teddyberenfeest?
Beeld uit dat er spullen in een rugzak gaan. Vragen: wat neem jij mee?

Kern (begin in de klas en loop naar het speellokaal):
We lopen achter de teddybeer aan. Ik heb de teddybeer vast en de kinderen lopen dus achter mij aan.
Uitbeeldende fasen:
Lopen over het bospad.
Stoppen bij de rand van het bos.
Om je heen kijken.
Rillend lopen omdat het griezelig is.
Achterom kijken, want teddybeer is verdwenen (houd ik achter mijn rug).
Roepen: teddybeer!!
Zitten op de grond alsof je bij de picknick/ het feest bent beland.

Afsluiting (wandelen terug naar de klas):
We wandelen terug want het feest zit erop. Dan gaan we allemaal op de grond liggen/ op stoel zitten en vallen tevreden in slaap.

Evaluatie:
Vragen in de kring;
Wat vonden jullie het leukst om uit te beelden?
Wat vond je moeilijk?
Wat had je graag nog uit willen beelden?

Overige tijd is voor het aan- en uittrekken van schoenen.
+

Bij de lesopbouw heb ik gebruik gemaakt van het boek 'Kijk op Spel' (De Nooij, 2004). Op de pagina's 115-120 wordt daar de indeling van een reguliere dramales uitgelegd. Daar heb ik bij deze les ook rekening mee gehouden. Ik vond het wel leuk om mijn les te evalueren. Dat heb ik er dus nog aan toegevoegd. In het boek staat op die pagina 120 de specifieke lesstructuur bij een vertelpantomime. Er staan twee mogelijkheden, maar ik heb voor de eerste gekozen. Zo heb ik het ook in de les gehad en het leek me goed om het eerst eens zo te proberen. 

Plaatjes laten zien van het voorleesboekje

Iedereen wilde graag iets meenemen, ik riep ze tot de orde door dit één voor één te laten vertellen.

Bij de picknick aangekomen pakten wij onze spullen uit de tas.
Om het vertelpantomime zo goed mogelijk voor te bereiden heb ik informatie opgezocht over deze werkvorm. Deze informatie heb ik opgezocht in het boek `Kijk op spel`. Dat is geschreven door De Nooij (2004). Het is te vinden op pagina 103 tot en met 105.

Een andere bron die ik gebruikt heb is het BVV-model. Dit heb ik gebruikt tijdens het maken van mijn lesvoorbereidingsformulier. Hieronder vindt u de bron.



 
Bijlage werkcollege 2  Het BVV model
Betekenis geven

Context bouwen.
Waarneming richten.
Verbeelding stimuleren

Probleemstelling
 Een betekenisvol, geformuleerde opdracht geeft kaders voor verbeelding, spelvormen en vormgeving.
Vaardigheid
 Aanleren van technieken
door voordoen, nadoen, door experimenteren etc.
Kernnismaken met diverse
spelvormen, leren samenspelen.

Vormgeven
Mogelijkheden tonen en bespreken om tot verbeelden te komen in relatie tot:
-de spelvormen,
-het ruimtegebruik
-en de interactie
Welke acties onderneem je als leerkracht om het BVV model in praktijk te brengen?

de les beginzin:
Betekenis:  
Context bouwen., Waarneming richten.en Verbeelding stimuleren door
Attributen in de kring, een uitgewerkt spelvoorbeeld door de leerkracht, een gesprek over reclames, jouw eigen super-must-have product en allergische reacties op tunes of boodschappen.
Vormgeven:
Met Kinderen het getoonde spel  bespreken, feedback geven op vondsten, alternatieven aanbieden in ruimtegebruik, houding.
Vaardigheden: (zelf invullen)
………………………………………………………..


   
    
Lesbegeleidingsformulier 29 maart

Deze les heb ik opgestuurd naar Jus voor een kwalitatieve/inhoudelijke beoordeling van mijn vakdocent. Mijn lesbegeleiding heb ik ook meegestuurd. Ik heb haar feedback nog niet ontvangen. Zodra ik deze krijg, zal ik het zo snel mogelijk plaatsen. Het is begrijpelijk, want er zijn meer leerlingen die feedback moeten ontvangen.
    
Bij deze les heb ik ook een zelfevaluatieformulier ingevuld. Deze vindt u hieronder:

Zelfevaluatieformulier



Student: Sarah Pepping________________________ Groep:  VTOB- 1i  Mentor: Fia Vermeeren___


Stageschool: Het Mozaïek De Haag Groep: ­­ 1 en 2________________

Stagebegeleider/coach: Petra de Boer

Activiteit(en) : Drama____________________________________ Datum:  19 april 2012____________


Geef je eigen mening weer naar aanleiding van de verrichte lesactiviteiten door in te gaan op onderstaande vier vragen:

1.  Noem drie punten waarover je tevreden bent en waarom.

·         Ik heb de kinderen in het begin heel enthousiast gemaakt. Hier was ik erg tevreden over. Een dramales geven en je dan helemaal uitsloven vind ik best spannend. Ik heb het toch geprobeerd en de klas werd enthousiast. Ik was blij dat ik mezelf toch over een grens heb heen getrokken door ‘gek’ te doen. Ik vond het ook leuk dat de leerlingen hierdoor veel actiever meededen.
·         Ik heb mijn stem goed gebruikt bij het inbrengen van spanning in het verhaal. De kinderen voelden de spanning en dat vond ik een complimentje voor mezelf waard. Hierdoor werden de leerlingen nog enthousiaster en raakten meer in het verhaal.
·         Toen ik met de leerlingen de les ging evalueren, wisten zij nog veel over het verhaal te vertellen. Dit vond ik erg leuk, want voor mij betekende het dat mijn les goed overgekomen is op de leerlingen.


2.  Noem drie punten die je de volgende keer beter/anders wil doen en geef aan hoe je dat gaat aanpakken.

·         De volgende keer zou ik de kinderen eerst even laten bewegen in de gymzaal. De ruimte van de gymzaal nodigt uit tot beweging. Dit vertelde mijn mentor achteraf. Ik wilde in de gymzaal direct doorgaan met de kern van mijn les, maar de kinderen renden alle kanten op. Hierdoor zag ik in, dat het erg belangrijk is om ze eerst wat beweging te geven. Voortaan, als ik in de gymzaal iets ga doen, ga ik de leerlingen eerst een opdracht geven waarin ze veel kunnen bewegen. Ik kan ook zeggen: ‘Ga maar even lekker rennen, als ik in mijn handen klap gaan jullie weer op de bank zitten’.
·         Ik wil erop letten dat ik mijn stem niet te hoog inzet. Mijn stem was nu soms nog wat te hoog. Ik ga dit doen door mijn stemgebruik regelmatig als leerpunt in mijn lesvoorbereidingsformulier te zetten. Zo kan ik kijken of mijn stemgebruik beter gaat. Om minder hoog te praten, moet ik proberen om harder te praten. Ik moet niet gaan schreeuwen, maar als ik harder praat, schiet ik niet hoog uit. Mijn stem wordt hoger als ik boven de kinderen uit wil komen. Ik moet eigenlijk leren om harder te praten in plaats van het verheffen van mijn stem.
·         Ik wil ook beter leren rondkijken als ik voorlees. Dan houd ik beter overzicht over de klas. Ik keek nu wel op, maar ik keek de klas niet rond. Ik zag dus maar een paar leerlingen. Ik wil de hele klas zien. Dit kan ik doen door het boekje beter uit mijn hoofd te kennen. Ik kan dan doorpraten terwijl ik rond kijk.







3.  Geef je reactie op de gekozen aandachtspunten bij de lesvoorbereiding.
Mijn stem mag een beetje lager worden. Ik praat soms wat hoog. Ik moet mijn stem niet verheffen, beter is om het volume uit mijn buik te halen.
Ik had redelijk overzicht over de groep. In de gymzaal ging het even mis met het rennen in het begin. Maar ik pakte het weer op. Tijdens het lezen kan ik wat meer opkijken.
De leslengte was voldoende. Mijn mentor gaf mij als tip: ‘Kijk hoe het gaat, anders kort je het in’. Hier kan ik wel wat mee.
4.  Kies drie relevante vragen uit de zelfevaluatievragenlijst en beantwoord deze.

19.   Wat was het effect van jouw inleiding op de motivatie van de leerlingen?

Dat ik de beer had meegenomen die paste bij het verhaal, maakten de leerlingen erg enthousiast. Ook de spanning die ik aan kon brengen in het verhaal, maakte dat de leerlingen goed in het verhaal zaten.

23.   Was er sprake van een of meerdere onverwachte situaties? Zo ja, hoe reageerde je hierop?

Ja, in de gymzaal begonnen de leerlingen ineens wild rond te rennen. Ik wilde verder met mijn les, dus ik moest wat doen. Ik klapte in mijn handen, telde tot drie en vroeg hen weer bij mij te komen in een mooie rij. Dit hielp niet. Ik klapte nog eens en telde harder tot drie. Ik herhaalde dit nog één keer en toen kwamen zij wel.

15.   Paste de ruimte, plaats en opstelling van de leerlingen bij deze activiteit? Licht je antwoord toe.

De opstelling in de klas was goed, de activiteit in de klas verliep ook goed, maar in de gymzaal veranderde dit. In de gymzaal nodigt de ruimte uit tot beweging. Hier had ik geen rekening mee gehouden. De ruimte past wel goed bij de activiteit, omdat je lekker rond kan wandelen en goed kan bewegen. Maar ik heb de ruimte verkeerd gebruikt. Ik had de leerlingen eerst zelf moeten laten bewegen en daarna pas weer met de les door moeten gaan.


  

 Lesvoorbereiding

Naam
Sarah Pepping
Groep
1i
ICO
(Stagebegeleider)
Petra de Boer
Praktijkschool
Het Mozaïek De Haag
Groep
1/2
Mentor
Fia Vermeeren
Activiteit
Acapulcaland
Datum
25-05-2012
Leerpunten student
Consequent zijn.
Duidelijk praten en uitleggen (niet te snel).
Overzicht houden
Verantwoording (waarom ga je dit doen)
Beginsituatie
Beschrijf wat de leerlingen al weten, of ze er wel eens mee te maken hebben, welke leerlingen problemen hebben met dit onderwerp of met de werkvorm, …
De leerlingen hebben al eerder een drama les gedaan met mij.
De leerlingen weten wat je meeneemt als je op reis gaat en sommigen weten hoe je op vakantie gaat.
Doelstellingen
Wat moeten de leerlingen aan het einde van de les geleerd hebben? Formuleer je doelen SMART.
De leerlingen leren door middel van handelingen onzichtbare voorwerpen uit te beelden. Ze leren gedetailleerd te luisteren en geluiden waar te nemen.   
Evaluatie
Benoem van elk doel hoe en wanneer je vaststelt of dit is behaald.
Door de leerlingen te observeren en begeleiden in het speellokaal, kijk ik of mijn doelen zijn behaald.
Werkwijze en middelen (hoe en waarmee ga je dit doen)
Didactische Werkvormen
Wat doe jij?
Hoe wordt de leertijd gebruikt:
  leerkrachtgestuurd F
F leerlinggestuurd 
            X
Ik begeleid de leerlingen.
-Wat moeten ze doen.
-Wie moeten dat doen.
-Wanneer moeten ze dit doen.

De leerlingen doen met de drama activiteiten mee.

Koffer/tas, een handtrom (of een ander muziek instrument) en sleutels, blinddoek


Koffer/tas, sleutels en blinddoek.
Leeractiviteiten
Wat doen de leerlingen?
Instructie-middelen
Welke middelen gebruik jij?
Leermiddelen
Welke middelen gebruiken de leerlingen?
Organisatie (Aan welke praktische zaken moet je denken bij de uitvoering; maak eventueel een schets van de ruimte)
Vooraf
Wat moet klaarliggen? Waar kunnen leerlingen spullen zelf pakken?
De koffer/tas moet klaar liggen in het midden van de kring.
De kinderen mogen in een kring op de grond gaan zitten.


Niet van toepassing; de handtrom en de sleutels moeten binnen handbereik liggen.



Na de les mogen ze gaan kiezen of eten/drinken. Dit gaat in overleg met Fia. 
Tijdens
Moet de organisatie aangepast worden? Waar leggen de leerlingen hun product?
Na afloop
Zorg een rustige overgang naar de volgende les. Wie ruimt wat op? Waar moeten leerlingen gaan zitten?
Lesopbouw(wat ga je precies doen)
Keuze lesmodel
x
Didactische Analyse

Activerende Directe Instructie

Ander model, namelijk:


benoem hieronder in de eerste kolom
de fasen die horen bij het gekozen lesmodel
Aanvullende vakdidactische eisen
DA
ADI
1 Inleiding

2 Kern

3 Afsluiting
1 Terugblik
2 Oriëntatie
3 Uitleg
4 Begeleide inoefening
5 Zelfstandige verwerking
6 Evaluatie

continu: REFLECTIE

lesfase
tijd
Activiteit
Inleiding






















 

Kern







Afsluiting
5
min.























15 (20)
min.







2 min.
´We gaan in de kring zitten´
´De koffer/tas staat in het midden´

Vraag:
Wie is er wel eens op vakantie geweest?
Waar ben je toen naartoe geweest?
Hoe ben je daarnaartoe gegaan?
Wat heb je meegenomen op reis?

Ik ben ook op vakantie geweest, en ik was naar Acapulcaland. Dat is een héél bijzonder land. Daar gaat alles een beetje anders. Gaan jullie ook mee naar Acapulcaland?

Wup 1: (individueel) Wat neem je mee naar Acapulcaland?
Ik zet een koffer/tas  in het midden van de kring, en ik vraag de leerlingen voor zichzelf te bedenken wat ze op reis willen meenemen. Dan geef ik zelf een voorbeeld en laat doormiddel van handelingen zien wat ik in de koffer stop. Ik vraag aan de leerlingen wat ik erin heb gestopt. Dan vraag ik: wie wil er ook iets in de koffer/tas stoppen?
Ik laat een leerling hetzelfde doen, en vraag aan de rest van de klas of zij weten wat er in de koffer/tas is gestopt.

Wup2: Hoe gaan we naar Acapulcaland?
Ik vraag aan de leerlingen hoe we op reis kunnen gaan naar Acapulcaland? Hoe zijn jullie op vakantie gegaan? (we spreken er drie af met de bewegingen erbij. Dan noem ik steeds een vervoermiddel: Nu gaan wij met de … (bus). Dan beelden de leerlingen dat voertuig uit.

Je mag de grens over als…
Ik leg uit dat je pas de grens over mag als je een bepaald kenmerk hebt: (wat is dat, een kenmerk?)
Alle leerlingen met een blauwe broek
Alle leerlingen met gestreepte sokken
Alle leerlinge n met een paardenstaart
Alle leerlingen met bruine haren
Enz.

Oké nu zijn we allemaal in Acapulcaland!, en in Acapulcaland wil je natuurlijk ook mensen begroeten. Hoe doen we dat in ons land (Nederland)? In Acapulcaland doen ze dat heel anders. De mensen lopen kriskras door elkaar en mogen elkaar daarbij niet aanraken en niet praten. Als de mensen in Acapulcaland de trommel horen gaan ze stil staan. Kunnen jullie dat ook? (doen). Als het goed gaat vertel ik hoe de mensen elkaar begroeten als ze de trom horen: neuzen tegen elkaar, billen tegen elkaar, knieën tegen elkaar, hoofden tegen elkaar, voeten tegen elkaar enz.  Steeds als ik op de trommel sla noem ik een begroetingswijze. Als het goed gaat geef ik de opdracht: drie neuzen, drie billen, vier voeten enz.



In Acapulcaland woont een prinsesje. Zij wordt streng bewaakt door een sleutelbewaarder. Hij heeft de sleutel van de deur van het kasteel waar het prinsesje in woont. Het prinsesje wil zó graag bezoek, maar van de sleutelbewaarder mag niemand bij haar komen. Nou kan de sleutelbewaarder niet zien, maar wel héél goed horen. Om binnen te komen moet je dus zo zacht mogelijk de sleutels te pakken zien te krijgen.

1 kind (de sleutelbewaarder) zit geblinddoekt in het midden. Hij houdt zijn hand boven de sleutel. Alle leerlingen moeten heel til zijn. Dan wijs ik een kind uit de kring aan die moeten proberen de sleutel te pakken. Als de sleutelbewaarder iets hoort wijst hij waar hij het geluid hoort. Als hij naar het kind wijst moet die weer terug naar zijn plaats.




Lesbegeleidingsformulier Acapulcaland