De link naar de weblog van de opdracht die wij bij Beeldende Vorming hebben gedaan vindt u hier:
Verder vindt u nog lessen van mij die ik gegeven heb.
De lesvoorbereiding die hierbij hoort vindt u hier:
Lesvoorbereiding
Naam
|
Sarah Pepping
|
Groep
|
1i
|
Stagebegeleider/
coach |
Koen Luijs
|
Stageschool
|
Het Mozaïk
|
Groep
|
6-7
|
Mentor
|
Wendy van Nes
|
Activiteit
|
Beeldende vorming (Sinterklaas)
|
Datum
|
10-11-2011
|
Leerpunten student
|
Orde
|
Consequent
|
Duidelijke uitleg
|
Verantwoording (waarom ga je dit doen)
Beginsituatie
Beschrijf wat de leerlingen al weten, of ze er wel eens mee te maken hebben, welke leerlingen problemen hebben met dit onderwerp of met de werkvorm, …
|
De leerlingen kennen het Sinterklaasfeest en weten dat Sinterklaas a.s. zaterdag weer naar Nederland zal komen met zijn pieten. Daarvoor gaan wij natuurlijk de klas versieren!
|
Doelstellingen
Wat moeten de leerlingen aan het einde van de les geleerd hebben?
Formuleer doelen die concreet, meetbaar, zichtbaar, haalbaar zijn.
|
De kinderen kunnen diepte aanbrengen in hun kunstwerk met knippen en plakken. Ze weten dat iets achterin geplakt uiteindelijk eruit ziet als verder weg en als je hier iets voorplakt dat het dan dichterbij lijkt. Dit kan ook door van klein (achterin) naar groot (voorin) te werken. Met wasco kun je ook goed een scheiding maken tussen donker en licht. Door iets donker te kleuren laat je zien dat het dichtbij is, maak je het lichter (vager) dan lijkt iets verder weg.
|
Evaluatie
Benoem van elk doel hoe en wanneer je vaststelt of dit is behaald.
|
Als je diepte ziet in de tekening, doordat er gebruik van gemaakt is dat objecten achterin zijn geplakt met objecten ervoor of dat er van klein naar groot is gewerkt, dan hebben ze het goed begrepen. Ik let er ook op of ze gebruik gemaakt hebben van kleurdikte.
|
Werkwijze en middelen (waarmee ga je dit doen)
Didactische Werkvormen
Wat doe jij?
|
Ik leg alle middelen klaar.
Ik leg de opdracht uit.
Ik laat een filmpje zien.
· De leerlingen gaan creatief aan de slag!
Het digibord voor het filmpje.
· Potlood, papier, wasco, ecoline.
| ||
Leeractiviteiten
Wat doen de leerlingen?
| |||
Instructie-middelen
Welke middelen gebruik jij?
| |||
Leermiddelen
Welke middelen gebruiken de leerlingen?
|
Organisatie (Aan welke praktische zaken moet je denken bij de uitvoering; maak eventueel een schets van de ruimte)
Vooraf
Wat moet klaarliggen? Waar kunnen leerlingen spullen zelf pakken?
|
Papier en wasco staan klaar op de tafel voor in de klas, ecoline staat daar ook maar dat mag pas als ze klaar zijn met wasco.
Een potlood hebben zij zelf.
· Ja, wanneer de kinderen gaan klieren met het materiaal grijp ik in.
· Als de kinderen klaar zijn, leggen ze hun product in het beeldende vorming lokaal, of, in overleg met de docent, mogen ze het ophangen.
De kinderen ruimen 10 minuten voor tijd netjes de materialen op. Ook hun knutselwerkje wordt netjes opgeruimd zoals hierboven aangegeven is. Dan wachten ze op de volgende les of op de bel!
|
Tijdens
Moet de organisatie aangepast worden? Waar leggen de leerlingen hun product?
| |
Na afloop
Bereid een rustige lesovergang voor. Wie ruimt wat op? Waar en hoe moeten leerlingen gaan zitten?
|
Lesopbouw
(wat ga je precies doen)
Keuze lesmodel
benoem hieronder in de eerste kolom
de fasen die horen bij het gekozen lesmodel |
Aanvullende vakdidactische eisen
|
DA
|
ADI
| ||||||||
1 Inleiding
2 Kern
3 Afsluiting
|
1 Terugblik
2 Oriëntatie
3 Uitleg
4 Begeleide oefening
5 Zelfstandige verwerking
6 Evaluatie
continu: REFLECTIE
|
lesfase
|
tijd
|
activiteit
|
1
2
3
|
5
40
10
|
Introductie Sinterklaas die weer naar Nederland komt.
Uitleg over de opdracht en uitleg hoe je diepte kunt aangeven.
Voorbeeld filmpje: http://www.schooltv.nl/beeldbank/clipdigibord/20091130_stoomboot02
Aan de slag! Eerst schetsen, dan met de wasco en dan pas met ecoline!
Opruimen, 10 minuten voor tijd beginnen maar het is de bedoeling dat het in 5 minuten gebeurd.
|
Lesbegeleiding die hierbij hoort:
Hierop volgde een andere les. In deze les mochten de kinderen eerst hun wasco tekening van hierboven afmaken. Daarna mochten zij aan de grote boot van Sinterklaas werken, die achter in de klas op het prikbord zou komen te hangen.
Lesvoorbereiding
Naam
|
Sarah Pepping
|
Groep
|
1i
|
Stagebegeleider/
coach |
Koen Luijs
|
Stageschool
|
Het Mozaïek
|
Groep
|
6-7
|
Mentor
|
Wendy van Nes
|
Activiteit
|
Beeldende Vorming
|
Datum
|
24-11-2011
|
Leerpunten student
|
1. Consequent
|
2. Betrokkenheid leerlingen
|
3. Motiveren
|
Verantwoording (waarom ga je dit doen)
Beginsituatie
Beschrijf wat de leerlingen al weten, of ze er wel eens mee te maken hebben, welke leerlingen problemen hebben met dit onderwerp of met de werkvorm, …
|
De opdracht van afgelopen week weten ze nog.
De nieuwe opdracht kennen ze al van jaren ervoor. Deze keer alleen wat nieuws proberen toe te voegen, naar eigen idee.
|
Doelstellingen
Wat moeten de leerlingen aan het einde van de les geleerd hebben?
Formuleer doelen die concreet, meetbaar, zichtbaar, haalbaar zijn.
|
- Er moet aan het eind van de les een mooie boot met pieten en Sinterklaas aan de muur hangen. Een hele grote!
- Ieder heeft zijn wasco-opdracht van vorige week af.
|
Evaluatie
Benoem van elk doel hoe en wanneer je vaststelt of dit is behaald.
|
Doel is behaald als de boot met versiering en pieten en Sinterklaas compleet achter aan de muur hangt.
|
Werkwijze en middelen (waarmee ga je dit doen)
Didactische Werkvormen
Wat doe jij?
|
Ik leg de opdracht uit en zorg dat ze netjes omgaan met het knutselmateriaal. Ik probeer de leerlingen ook te motiveren er iets moois van te maken.
De leerlingen voeren de opdracht uit en ruimen de spullen die ze gebruikt hebben netjes op.
Ik gebruik mijn lesvoorbereiding formulier.
Schaar, gekleurd papier, stof, wasco, ecoline, kwasten, schort, kranten en lijm als dat nodig is.
| ||
Leeractiviteiten
Wat doen de leerlingen?
| |||
Instructie-middelen
Welke middelen gebruik jij?
| |||
Leermiddelen
Welke middelen gebruiken de leerlingen?
|
Organisatie (Aan welke praktische zaken moet je denken bij de uitvoering; maak eventueel een schets van de ruimte)
Vooraf
Wat moet klaarliggen? Waar kunnen leerlingen spullen zelf pakken?
|
- wasco - lijm - schorten
- gekleurd papier - ecoline - stof
- scharen - kranten - kwasten
De leerlingen leggen hun product in het beeldende vorming lokaal als ze de wasco-opdracht af hebben. De bootopdracht kan gelijk op het bord aan de muur geprikt worden met punaises.
De leerlingen ruimen hun eigen spulletjes op, ze zorgen ook dat alle papiertjes van de grond af zijn. Als zij alles netjes hebben opgeruimd, dan gaan ze op hun eigen stoel zitten.
|
Tijdens
Moet de organisatie aangepast worden? Waar leggen de leerlingen hun product?
| |
Na afloop
Bereid een rustige lesovergang voor. Wie ruimt wat op? Waar en hoe moeten leerlingen gaan zitten?
|
Lesopbouw
(wat ga je precies doen)
Keuze lesmodel
benoem hieronder in de eerste kolom
de fasen die horen bij het gekozen lesmodel |
Aanvullende vakdidactische eisen
·
|
DA
|
ADI
| ||||||||
1 Inleiding
2 Kern
3 Afsluiting
|
1 Terugblik
2 Oriëntatie
3 Uitleg
4 Begeleide oefening
5 Zelfstandige verwerking
6 Evaluatie
continu: REFLECTIE
|
lesfase
|
Tijd (min)
|
activiteit
|
1
2
3
|
5
45
10
|
Korte uitleg. Eerst wasco afmaken, daarna aan de boot.
Aan het werk!
Opruimen!
|
Bij de kleuters ben ik met beeldende vorming vooral bezig geweest met speciale dagen. Hieronder staan twee lesvoorbereidingen met begeleidingsformulieren. Één ervan is voor Koninginnedag, de andere is voor Moederdag.
Lesvoorbereiding
Naam
|
Sarah Pepping
|
Groep
|
1i
|
ICO(Stagebegeleider)
|
Petra de Boer
|
Praktijkschool
|
Het Mozaïek De Haag
|
Groep
|
1/2
|
Mentor
|
Fia Vermeeren
|
Activiteit
|
Beeldende Vorming
|
Datum
|
19-04-2012
| ||
Leerpunten student
|
1. Overzicht
|
2. Organisatie
|
3. Leslengte
|
Verantwoording (waarom ga je dit doen)
Beginsituatie
Beschrijf wat de leerlingen al weten, of ze er wel eens mee te maken hebben, welke leerlingen problemen hebben met dit onderwerp of met de werkvorm, …
|
Leerlingen hebben ervaring met kleuren, knippen en plakken. Dit hebben zij al vaker gedaan.
De jongste kleuters kunnen moeite hebben met het tekenen van de vorm van de taart.
|
Doelstellingen
Wat moeten de leerlingen aan het einde van de les geleerd hebben? Formuleer je doelen SMART.
|
Technieken jongste kleuters: kleurpotlood op papier.
Doel jongste kleuters: Aan het eind van de les hebben de leerlingen een Koninklijke taart getekend en gekleurd. Het is te zien dat de taart voor Koninginnedag is.
|
Evaluatie
Benoem van elk doel hoe en wanneer je vaststelt of dit is behaald.
|
Aan het eindresultaat is te zien voor wie de taart is. Aan de hand van het eindresultaat bepaal ik dat.Ook kan ik zien bij de jongste kleuters of de vorm van de taart redelijk gelukt is.
|
Werkwijze en middelen (hoe en waarmee ga je dit doen)
Didactische Werkvormen
Wat doe jij?
|
Ik praat met de leerlingen over de inhoud van Koninginnedag. Ook welke kleuren daarbij horen vraag ik aan hen.
Ik leg de opdrachten uit en ik loop rond. Ik zet ook de spullen klaar.
De leerlingen denken mee over Koninginnedag en zij voeren de opdracht uit.
Ik laat verschillende afbeeldingen van een taart zien. Zo hebben de kleuters meerde voorbeelden en gaan zij niet 1 afbeelding namaken. Vaak als je 1 afbeelding laat zien gebeurt dat wel.
Ik heb ook mijn lesvoorbereidingsformulier nodig. Ik moet ook materialen klaarzetten (zie organisatie).
Kwasten, lijm, papier, potloden, scharen, witte watten en lijmkwastjes.
| ||
Leeractiviteiten
Wat doen de leerlingen?
| |||
Instructie-middelen
Welke middelen gebruik jij?
| |||
Leermiddelen
Welke middelen gebruiken de leerlingen?
|
Organisatie (Aan welke praktische zaken moet je denken bij de uitvoering; maak eventueel een schets van de ruimte)
Vooraf
Wat moet klaarliggen? Waar kunnen leerlingen spullen zelf pakken?
|
Jong: kleurpotloden, papier, plakkers, witte watten, lijm, kwasten en lijmmatjes.
Als de opdracht te ingewikkeld is, mag het eenvoudiger. Bijvoorbeeld geen watjes als slagroom.
Het kan ook zijn dat alleen de jongste kleuters de opdracht doen.
Ieder ruimt zijn lijm, kwast, schaar en lijmmatje op.
De leerlingen gaan of een andere opdracht doen, of zij zetten hun stoeltje terug in de kring.
|
Tijdens
Moet de organisatie aangepast worden? Waar leggen de leerlingen hun product?
| |
Na afloop
Zorg een rustige overgang naar de volgende les. Wie ruimt wat op? Waar moeten leerlingen gaan zitten?
|
Lesopbouw
(wat ga je precies doen)
Keuze lesmodel
benoem hieronder in de eerste kolom
de fasen die horen bij het gekozen lesmodel |
Aanvullende vakdidactische eisen
· Betekenis: Koninginnedag
· Vorm: we maken een taart voor de koningin.
· Vaardigheden jongste kleuters: tekenen op papier/knippen/plakken
· Vaardigheden oudste kleuters: knippen/ plakken/schilderen
|
DA
|
ADI
| ||||||||||
1 Inleiding
2 Kern
3 Afsluiting
|
1 Terugblik
2 Oriëntatie
3 Uitleg
4 Begeleide inoefening
5 Zelfstandige verwerking
6 Evaluatie
continu: REFLECTIE
| ||||||||||||
lesfase
|
tijd
|
activiteit
| |||||||||||
1
2
3
|
5
5
40
10
|
Brainstormen over Koninginnedag, vooral de kleuren en betekenis zijn belangrijk.
Uitleg van de opdracht voor jongste en oudste kleuters.
Aan de slag!
Jongste kleuters: Op een vel papier teken je een taart. Daarna kleur je hem in. Je versiert hem met plakkertjes en eventueel watten als slagroom.
Let op! Beide opdrachten zijn voor de koningin. Let op de kleuren en versieringen.
Oudste kleuters mogen dit ook doen.
Resultaat bespreken en opruimen.
| |||||||||||
Lesvoorbereiding
Naam
|
Sarah Pepping
|
Groep
|
1i
|
Stagebegeleider/
coach |
Koen Luijs
|
Stageschool
|
Het Mozaïek
|
Groep
|
1/2
|
Mentor
|
Fia Vermeeren
|
Activiteit
|
Kaart maken voor Moederdag.
|
Datum
|
10-05-2012
|
Leerpunten student
|
1. Organisatie
|
2. ‘Flow’ voelen
|
3. Leiding geven
|
Verantwoording (waarom ga je dit doen)
Beginsituatie
Beschrijf wat de leerlingen al weten, of ze er wel eens mee te maken hebben, welke leerlingen problemen hebben met dit onderwerp of met de werkvorm, …
|
Het is binnenkort Moederdag, de kinderen zijn al bezig met een cadeau voor Moederdag. Voor bij de vaas met bloemen, wil ik nu een kaart met hun maken.
De leerlingen hebben al vaker geoefend met knippen en plakken.
De oudste kleuters hebben wel eens gewerkt met stempels.
|
Doelstellingen
Wat moeten de leerlingen aan het einde van de les geleerd hebben?
Formuleer doelen die concreet, meetbaar, zichtbaar, haalbaar zijn.
|
Ø De oudste kleuters oefenen met het stempelen van het woord ‘mama’.
|
Evaluatie
Benoem van elk doel hoe en wanneer je vaststelt of dit is behaald.
|
Ik wil het eerst over Moederdag hebben met de kinderen. Dit doe ik in de kring. De leerlingen weten dan wat het doel van de opdracht is, namelijk Moederdag.
Als de leerlingen aan het werk zijn, loop ik rond. Ik kijk dan hoe het knippen en plakken gaat. Ik observeer het stempelen van de handen, als het even kan ben ik erbij. Bij de oudste kleuters kan ik zien hoe zij het woord gestempeld hebben. Ik probeer daar ook bij te kijken.
|
Werkwijze en middelen (waarmee ga je dit doen)
Didactische Werkvormen
Wat doe jij?
|
Het gedicht lees ik voor om hen te prikkelen. Ik voer een gesprek in de kring met de leerlingen over Moederdag. Ik leg kort en bondig de opdracht uit. Ik kies zes kinderen die mogen starten met de opdracht. De andere kinderen verdeel ik over andere werkjes. Dan loop ik rond en ik wissel een leerling als er iemand klaar is met zijn Moederdagkaart.
Ø De leerlingen gaan naar de plaats toe, die ze van mij te horen hebben gekregen. Daar voeren ze hun taak uit.
Ik gebruik het gedicht voor Moederdag. Daarnaast laat ik de letters ‘m’ en ‘a’ zien. Voor het woord ‘mama’. Ik gebruik ook mijn lesvoorbereidingsformulier.
De leerlingen gebruiken het uitgeknipte hart, verf, een schort, hun handen, lijm, kwastje, gedichtje, plakkertjes en eventueel andere materialen om het te versieren.
| ||
Leeractiviteiten
Wat doen de leerlingen?
| |||
Instructie-middelen
Welke middelen gebruik jij?
| |||
Leermiddelen
Welke middelen gebruiken de leerlingen?
|
Organisatie (Aan welke praktische zaken moet je denken bij de uitvoering; maak eventueel een schets van de ruimte)
Vooraf
Wat moet klaarliggen? Waar kunnen leerlingen spullen zelf pakken?
|
De organisatie kan aangepast worden. Als kinderen zelf met ideeën komen, kan daar ruimte voor zijn. Het ligt er wel aan waar ze mee komen.
|
Tijdens
Moet de organisatie aangepast worden? Waar leggen de leerlingen hun product?
| |
Na afloop
Bereid een rustige lesovergang voor. Wie ruimt wat op? Waar en hoe moeten leerlingen gaan zitten?
|
Lesopbouw
(wat ga je precies doen)
Keuze lesmodel
benoem hieronder in de eerste kolom
de fasen die horen bij het gekozen lesmodel |
Aanvullende vakdidactische eisen
· BVV
Betekenis: Moederdag
Vorm: kaart
Vaardigheden: knippen en plakken, daarnaast stempelen en versieren.
|
DA
|
ADI
| ||||||||
1 Inleiding
2 Kern
3 Afsluiting
|
1 Terugblik
2 Oriëntatie
3 Uitleg
4 Begeleide oefening
5 Zelfstandige verwerking
6 Evaluatie
continu: REFLECTIE
|
lesfase
|
tijd
|
activiteit
|
1
2
3
|
3
7
30
10
|
Spullen klaarzetten.
Voorlezen van het gedicht.
Uitleggen van de opdracht en het verdelen van de leerlingen.
Werken aan de opdracht.
Opruimen van de spullen. Kwasten goed wassen en de handen ook!
Lieve mama, goedemorgen.
Fijn hè, het is Moederdag! En ik zal er wel voor zorgen, dat het leuk wordt deze dag. Oh, wat bof ik met zo'n mama, want ik vind je toch zo lief. Nu krijg jij van mij een kusje lieve mama, alsjeblieft! |
Lesbegeleidingsformulier Koninginnedag |
Lesbegeleidingsformulier Moederdag |
In groep 6/7 heb ik nog een oefening gedaan, waarbij opnieuw diepte aan bod kwam. Namelijk een aquarium maken.
Lesvoorbereiding
Naam
|
Sarah Pepping
|
Groep
|
1i
|
Stagebegeleider/
coach |
Koen Luijs
|
Stageschool
|
Het Mozaïek
|
Groep
|
6-7
|
Mentor
|
Wendy van Nes
|
Activiteit
|
Beeldende vorming aquarium
|
Datum
|
26-01-12
|
Leerpunten student
|
1. Organisatie
|
2. Duidelijkheid
|
3. Rondlopen/hulp bieden
|
Verantwoording (waarom ga je dit doen)
Beginsituatie
Beschrijf wat de leerlingen al weten, of ze er wel eens mee te maken hebben, welke leerlingen problemen hebben met dit onderwerp of met de werkvorm, …
|
De leerlingen weten hoe een aquarium eruit zit en ze weten wat vissen zijn. Ze weten ook dat er veel verschillende soorten vissen zijn.
|
Doelstellingen
Wat moeten de leerlingen aan het einde van de les geleerd hebben?
Formuleer doelen die concreet, meetbaar, zichtbaar, haalbaar zijn.
|
De leerlingen leren diepte weergeven door de vissen voor groter te maken dan de vissen die achter in het aquarium ‘zwemmen’.
|
Evaluatie
Benoem van elk doel hoe en wanneer je vaststelt of dit is behaald.
|
Ik kan zien of de leerlingen de vissen voor in het aquarium groter hebben gemaakt dan achter in het aquarium.
|
Werkwijze en middelen (waarmee ga je dit doen)
Didactische Werkvormen
Wat doe jij?
|
Ik leg de opdracht uit, zet de materialen klaar en houd overzicht in de klas. Ik zorg ervoor dat het geen beestenboel wordt. Ik probeer de kinderen ook tips te geven.
De leerlingen maken hun eigen aquarium op papier.
Ik gebruik het bord voor een voorbeeld. Ik leg dan uit dat als de vis groter is, dat hij dan dichterbij lijkt. Maar als hij dus kleiner is, hij verder weg lijkt te zwemmen.
De leerlingen gebruiken papier, ecoline, wasco, kwasten, kranten, schorten en gekleurd papier/wasco voor de vissen.
Misschien nog wat materialen die op de bodem liggen: schelpjes, flesdopje, enz.
| ||
Leeractiviteiten
Wat doen de leerlingen?
| |||
Instructie-middelen
Welke middelen gebruik jij?
| |||
Leermiddelen
Welke middelen gebruiken de leerlingen?
|
Organisatie (Aan welke praktische zaken moet je denken bij de uitvoering; maak eventueel een schets van de ruimte)
Vooraf
Wat moet klaarliggen? Waar kunnen leerlingen spullen zelf pakken?
|
Ecoline, kranten, schorten, kwasten, gekleurd papier, wasco en eventueel atributen voor op de bodem die ze kunnen gebruiken.
Kranten liggen onder de wastafel, schorten hangen in het handvaardigheidlokaal en de rest van de materialen zet ik klaar op de instructietafel.
De leerlingen leggen hun product in het handvaardigheidlokaal te drogen.
De leerlingen ruimen hun eigen krant en schort op. Ook hun eigen kwasten spoelen ze schoon en deze ruimen ze netjes op. Ze leggen hun product in het handvaardigheidlokaal. De ecoline en wasco ruimen zij op en dat komt weer terug op de instructietafel.
|
Tijdens
Moet de organisatie aangepast worden? Waar leggen de leerlingen hun product?
| |
Na afloop
Bereid een rustige lesovergang voor. Wie ruimt wat op? Waar en hoe moeten leerlingen gaan zitten?
|
Lesopbouw
(wat ga je precies doen)
Keuze lesmodel
benoem hieronder in de eerste kolom
de fasen die horen bij het gekozen lesmodel |
Aanvullende vakdidactische eisen
|
DA
|
ADI
| ||||||||
1 Inleiding
2 Kern
3 Afsluiting
|
1 Terugblik
2 Oriëntatie
3 Uitleg
4 Begeleide oefening
5 Zelfstandige verwerking
6 Evaluatie
continu: REFLECTIE
|
lesfase
|
tijd
|
activiteit
|
1.
2
3
|
5-10
30
10
|
We gaan een aquarium maken:
* Eerst hele papier blauw maken met wasco.
* Dan met blauwe ecoline over de wasco heen.
* Hierna laten drogen, ondertussen visjes knippen uit gekleurd karton.
* Eventueel de visjes met wasco maken en daar weer met ecoline overheen.
* Tekening aanvullen: een rand om het aquarium, materialen op de bodem, een schildpad erbij. Ze kunnen dat zelf bedenken.
Ik leg uit dat er diepte in moet zitten. Vooraan is alles groot, achter in het aquarium is alles klein. Ik maak een schematische tekening op het bord als voorbeeld.
Aan de slag!
Alles opruimen! Ik vertel dat ze de schorten in het handvaardigheidlokaal terug moeten hangen, per groep! En dat de kwasten schoongemaakt moeten worden. Alle ecolinepotjes en materialen wil ik weer op de instructietafel hebben. En de kranten ruimen ze op.
|
Het lesbegeleidingsformulier dat hierbij hoort: